Insights
september 21, 2022Belastingplan 2023 – wat kun je verwachten als ondernemer in de BV?
Op de derde dinsdag van september heeft het kabinet het Belastingplan 2023 bekendgemaakt. Het kabinet legt daarmee een reeks aan fiscale maatregelen ter akkoord voor aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. De stemming hierover zal plaatsvinden op donderdag 10 november 2022.
Het eerste deel van dit artikel omvat een selectie van maatregelen die impact kunnen hebben op ondernemers met een BV. De belastingmaatregelen die meer betrekking hebben op de inkomstenbelasting en ondernemers met een eenmanszaak of VOF kun je onderaan dit artikel vinden.
Verhoging vennootschapsbelasting
In het Belastingplan zijn twee aanpassingen van het tarief voor vennootschapsbelasting opgenomen die met name impact hebben op midden- en kleinbedrijven. Voorgesteld wordt om vanaf 2023 het lage tarief te verhogen van 15% naar 19%. Daarbij wordt de schijf waarbinnen het lage vennootschapsbelastingtarief van toepassing is verlaagd van € 395.000 naar € 200.000. Boven dat bedrag wordt de winst in de tweede schijf belast tegen 25,8%.
Tariefaanpassing box 2
Het inkomen dat een aandeelhouder met aanmerkelijk belang (tenminste 5% aandelen) verkrijgt uit een BV wordt belast met 26,9% aanmerkelijkbelangheffing. Denk hierbij aan dividenden en de verkoopwinst die gerealiseerd wordt bij een overdracht van de aandelen.
Het Belastingplan 2023 stelt voor om het box 2-tarief per 1 januari 2024 onder te verdelen in twee schijven. Tot € 67.000 bedraagt het tarief 24,5%, daarboven wordt het tarief 31%. Hiermee wordt een jaarlijkse uitkering van dividend gestimuleerd.
Aanpassingen gebruikelijk-loonregeling
Op basis van de gebruikelijk-loonregeling moet een directeur-grootaandeelhouder (DGA) een minimumsalaris in acht nemen. Het loon moet tenminste gesteld worden op het hoogste van de volgende drie bedragen:
- € 48.000
- Het loon van de meestverdienende werknemer
- 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking (hoofdregel)
Schrappen doelmatigheidscriterium
Bij toepassing van de hoofdregel mag het loon verminderd worden met het doelmatigheidscriterium van 25%. Voorgesteld wordt om dit doelmatigheidscriterium te schrappen, waardoor het gebruikelijk loon in veel gevallen hoger moet worden vastgesteld. Deze maatregel zal nog middels een nota van wijziging bij het Belastingplan 2023 gevoegd worden.
Vervallen uitzondering innovatie startups
Voor innovatieve startups geldt een uitzondering waardoor het loon lager vastgesteld mag worden: minimaal het wettelijk minimumloon. Deze uitzondering vervalt na 1 januari 2023. Door een overgangsmaatregel blijft de uitzondering gelden voor DGA’s die hier al gebruik van maken.
Maximering 30%-regeling
Onder bepaalde voorwaarden kan de 30%-regeling worden toegepast op het loon van werknemers met een specifieke deskundigheid die zijn aangetrokken uit het buitenland. Dergelijke werknemers ontvangen een substantieel hoger netto loon.
Voorgesteld wordt om het loon waarop de regeling toegepast mag worden per 1 januari 2024 aan banden te leggen en te maximeren op de norm bepaald in de Wet normering topinkomsten (‘Wnt’). Deze norm, in de volksmond de Balkenendenorm genoemd, is in 2022 gesteld op € 216.000.
Werkkostenregeling: vrije ruimte
Binnen de vrije ruimte van de werkkostenregeling kunnen belastingvrij vergoedingen verstrekt worden aan werknemers, zoals geschenken en een personeelsfeest. Ook kan deze vrije ruimte worden uitgekeerd als belastingvrije bonus. De vrije ruimte wordt per 1 januari 2023 verruimd van 1,7% tot een loonsom van € 400.000 naar 1,92% tot een loonsom van € 400.000.
Werkkostenvergoeding: onbelaste vergoedingen
Daarnaast kan een werkgever bepaalde vergoedingen verstrekken. De onbelaste reiskostenvergoeding wordt verhoogd van € 0,19 naar € 0,21 per kilometer. Er wordt een verdere verhoging naar € 0,22 voorgesteld vanaf 2024. Uit eerdere berichtgeving is verder gebleken dat de onbelaste thuiswerkvergoeding geïndexeerd wordt en daarmee per 1 januari 2023 verhoogd wordt van € 2 naar € 2,13 per dag.
Het gehele Belastingplan 2023 en de overige maatregelen zijn terug te vinden op de website van de Rijksoverheid.
Wat moet je weten als zzp’er?
Afbouwen zelfstandigenaftrek
Het afbouwen van de zelfstandigenaftrek is voorgaande jaren al ingezet. In 2022 bedraagt de zelfstandigenaftrek nog €6.310. In het Belastingplan 2023 staat het voorstel om de zelfstandigenaftrek in 2026 terug te brengen naar €1.200 en om in 2027 een verdere verlaging naar €900 door te voeren. Dat gaat stapsgewijs en voor de komende jaren ziet de afbouw er als volgt uit:
Afschaffing fiscale oudedagsreserve (FOR)
De FOR is een regeling waarmee ondernemers pensioen opbouwen door een deel van hun winst opzij te zetten. Vanaf 1 januari 2023 kunnen ondernemers hun oudedagsreserve niet meer verder opbouwen. De oudedagsreserve die tot en met 31 december 2022 is opgebouwd kan volgens de huidige regels worden afgewikkeld.
Inkomstenbelasting omlaag
Het kabinet wil in 2023 de belasting op een inkomen uit werk tot €73.071 (box 1) verlagen van 37,07% naar 36,93%. Als gevolg hiervan houden werkenden maximaal €102 per jaar meer over.
Arbeidskorting omhoog
De arbeidskorting verlaagt de inkomstenbelasting voor mensen die werken. Het kabinet wil de arbeidskorting vanaf 1 januari 2023 jaarlijks verhogen. Met ingang van 2023 zouden werkenden er met een hogere arbeidskorting jaarlijks €500 op vooruit gaan. Zowel werknemers als zelfstandigen profiteren hiervan.
Afschaffen inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)
Vanaf 1 januari 2025 wil het kabinet de IACK afschaffen. Deze korting is bedoeld om het combineren van werk en de zorg voor kinderen voor ouders financieel aantrekkelijk te maken. Om ouders te blijven stimuleren werk en de zorg voor kinderen te combineren, wordt de kinderopvangtoeslag aangepast waardoor de IACK niet meer nodig is. De korting blijft voorlopig bestaan voor ouders met 1 of meer kinderen die geboren zijn vóór 1 januari 2025.
Tijdelijke wetgeving box 3
Er komt vanaf 2026 een nieuw stelsel voor belastingbox 3, waarin het werkelijke rendement op vermogen wordt belast. Voor de tussenliggende jaren werkt het kabinet met overbruggingswetgeving. De tijdelijke wetgeving gaat uit van de werkelijke verdeling van spaargeld, beleggingen en schulden. Daarvoor gebruikt de Belastingdienst rendementspercentages die dichtbij de echte percentages voor sparen, beleggen of lenen liggen. Er wordt zodoende beter gekeken naar de persoonlijke spaargelden en beleggingen.
Voordat het kabinet de plannen mag gaan uitvoeren moet het parlement (de Eerste en Tweede Kamer) deze beoordelen en goedkeuren. Bij akkoord gelden ze meestal vanaf 1 januari van het eerstvolgende jaar.